, [], If Job was blameless, why did God allow Satan to afflict him?
- -, Biblical-studies@yahoogroups.com, [], 28 Jun 2005 - Yigal Levin: "Uz" and "the land of Uz" appear in the Bible several times, apparently as a tribe/land somewhere in Syria or Mesopotamia (Iraq). It is not known from other sources, so it is impossible to pin down. In Job, "The Land of Uz" is used as a sort of "far, far, away", where the story of Job, which is a parable, is set, not as a real country. Pretty much the same is true of "Qedem": it means "east", hence your translation of "orientals". For someone living and writing in Israel, "sons of the East" could mean nomads of the transjordanian desert, or inhabitants of the cities of Mesopotamia, or peoples of the Persian steppe.
BTW, the modern Hebrew translation of "The Wizard of Oz" is "Haqqosem Me'eretz Uz", which I think is pretty clever (I have no idea who came up with the idea).
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Er was een man in het land [1]Uz, zijn naam was [2]Job; en dezelve man was [3]oprecht, en [4]vroom, en [5]godvrezende, en wijkende van [6]het kwaad. 1. Hebreeuws, Uts, of Huts. Versta, een landschap, zo genaamd door een man van denzelfden naam. Drie hebben dezen naam gehad, van welken de Heilige Schrift vermeldt: I. De zoon van Aram, den zoon van Sem, Gen.10:23; II. De eerstgeboren zoon van Nahor, den broeder van Abraham, Gen.22:21; III. een der nakomelingen van Ezau, Gen.36:28. De eerste is geweest de vader der inwoners van het land Thrachonitis, anders genaamd naar hem Ausitis, alsof men zeide Usitis. Van dit land, hetwelk een deel was van het land der Israelieten, houden enige uitleggers dat hier gesproken wordt. Doch anderen menen dat men hier verstaan moet een landschap in Syrie gelegen, hebbende zijn naam van den tweeden Uz. Ook zijn er, die deze plaats nemen van een streek in Idumea, waar de derde Uz woonachtig was; zie Klaagl.4:21. 2. Hebreeuws, Ijob. Zie Ezech.14:14,20; Jak.5:11. 3. Of, eenvoudig; dat is, ongeveinsd in het geloof en vertrouwen op God, en rechtuit in de liefde, tegen zijn naaste. Zie van dit woord Gen.6:9. 4. Hebreeuws, recht, of gerechtig; te weten, tegen zijn naaste. Het woord ziet hier meest op de geboden der tweede tafel. Evenwel wordt het veel in het algemeen genomen, betekenende een, die nocht ter rechter- noch ter linkerhand wijkt van den rechten weg, maar daarin blijft, schuwende alle kromme wegen, die hem daarvan zouden mogen afwenden. Alzo onder, hfdst.4 vs.7, en hfdst.8 vs.6, en hfdst.17 vs.8. Zie ook Ps.7:11. 5. De ware vreze Gods is het beginsel aller deugden, Spreuk.8:13, en Spreuk.15:33. Doch deze lof ziet hier meest op de godsdienstigheid en de geboden der eerste tafel. 6. Te weten, de zonde, verboden in de eerste en tweede tafel der tien geboden.